
Fysiotherapie 2.0 – Zijn we écht vernieuwend of komen we gewoon thuis?
Een overweging
Ik kreeg ineens een aanval van licht filosofische overdenking. Je kent het wel: zo’n moment waarop je even afstand neemt van de dagelijkse praktijk en je afvraagt… Waar zijn we eigenlijk mee bezig? Want de fysiotherapie van morgen lijkt soms wel een complete heruitvinding van ons vak. Holistisch, blended, high-tech, multidisciplinair... Het klinkt als iets totaal nieuws/vernieuwends. Maar is dat ook zo? Of keren we eigenlijk gewoon terug naar de basis van ons beroep?Die gedachte zette me aan het denken én aan het schrijven.
Binnen onze beroepsgroep wordt steeds vaker gesproken over fysiotherapie van morgen, fysiotherapie 2.0 of las zelfs al 3.0. Het klinkt allemaal vooruitstrevend: holistisch, multidisciplinair, blended care, oefenprogramma’s via apps, zorg op afstand... alsof we langzamerhand een nieuwe koers varen die fundamenteel anders is dan “vroeger”.
Maar eerlijk gezegd: ik vraag me af of dat beeld wel klopt. Want sinds wanneer is fysiotherapie iets geworden met een “verleden tijd”? Wanneer zijn we gestopt met het zien van de hele mens? En als we daar nu zo hard naar teruggrijpen, wat zegt dat dan over onze huidige koers?
De oorsprong als kompas
Wij weten allemaal dat ons vak niet uit de lucht is komen vallen. De wortels liggen in de heilgymnastiek en de massage. Beiden met een duidelijke focus op houding, beweging, functie. Die brede blik – op het gehele bewegingsapparaat – zat al in ons vak ingebakken voordat we het holistisch gingen noemen.
De algemeen fysiotherapeut, ooit de standaard toen het vak zich ontwikkelde in de jaren 70 van de vorige eeuw, keek integraal naar de mens in beweging. Geen subspecialisaties, al helemaal geen apps en algoritmes daar hadden we nog nooit van gehoord. Maar wel met kennis, vaardigheden en klinisch redeneren helpen om beter te bewegen en minder pijn te ervaren.
In die zin voelt de huidige “vernieuwing” soms meer als een herwaardering van wat er altijd al toe deed.
Evidence-based, maar voor wie?
We werken tegenwoordig evidence-based – en terecht. Maar wie bepaalt wat als evidence telt? De RCT is leidend, maar is dat het juiste model voor de complexiteit van ons werk? Als iets niet is bewezen is dan ook niet werkzaam? Begrijpen we wel écht hoe en onder welke omstandigehden artrose zich ontwikkelt, hoe de fascia functioneert en/of wat de kracht (of de zwate) is van de therapeut-patiëntrelatie?
We zien dagelijks in de praktijk dat herstel niet draait om één protocol, maar om het vertrouwen in een behandelplan, de motivatie van de patiënt, ons klinisch redeneren en onze begeleiding in dat proces. Dat zijn geen “soft skills”, dat is de kern van effectieve zorg.
Een vak onder druk
Misschien - zo dacht ik verder - is fysiotherapie 2.0 ook een reactie op de druk waar we als beroepsgroep onder staan. De regeldruk stijgt jaarlijks, de administratielast neemt toe en het tarief blijft achter. Om onder deze druk uit te raken, is het begrijpelijk dat we zoeken naar manieren om onze positie te versterken. Via specialisaties met zelfs subspecialisaties, online interventies, multidisciplinaire netwerken, nieuwe titels en labels.
Maar ik zie ook een gevaar. Ik denk dat we moeten oppassen dat we in die zoektocht niet uit het oog verliezen wat ons vak sterk maakt. De kern zit ‘m niet in het modewoord, maar in de dagelijkse praktijk van mensen écht verder helpen in hun bewegend functioneren. En dat doen we goed volgens de patientenwaardering.
Beter worden in de basis
Vernieuwen is natuurlijk prima. Blijven ontwikkelen ook. Daar is mijn overweging zeker geen pliedooi voor. Maar beter worden hoeft niet te betekenen dat we per se anders moeten worden. Misschien is het tijd om terug te keren naar de essentie: goed luisteren, goed kijken, goed redeneren en goed begeleiden. Het fundament ligt nog steeds bij ons vermogen om de mens in zijn geheel te zien en met therapeutische handvatten en steun op de juiste momenten het zelfherstellend vermogen aan te spreken.
We hoeven niet elke innovatie te omarmen om “bij te blijven”. Sterker nog: wie stevig staat in de basis, kan veel beter bepalen welke vernieuwingen werkelijk iets toevoegen.
Tot slot: terug naar de kracht van het vak
Fysiotherapie 2.0 of 3.0 is misschien helemaal niet zo’n breuk met het verleden. Misschien is het vooral een bevestiging van wat we eigenlijk altijd al deden – maar dan in een moderne jas. En dat is prima, zolang we maar beseffen dat ons vak niet draait om de buitenkant, maar om de inhoud.
Dus laten we blijven ontwikkelen, absoluut. Maar laten we dat vooral doen met de roots van ons vak stevig in de rug. Want uiteindelijk maken wij het verschil – niet de technologie, niet de terminologie, maar de therapeut die ziet, begrijpt en begeleidt. En dat is al verdomde lastig om goed te doen!